(bij Prediker 3 en LB 845, mel.: Psalm 77)
Tijd van bouwen, tijd van breken,
tijd van zwijgen, tijd van spreken,
tijd van vrede, tijd van strijd,
tijd van vriendschap, tijd van nijd,
tijd van huilen, tijd van lachen,
tijd van jachten, tijd van wachten.
Het is hier zo’n warboel, Heer.
Het geeft onrust, steeds maar weer.
Tijd van trouwen, tijd van scheiden,
tijd van feesten, tijd van lijden,
tijd van vreugde, tijd van pijn,
tijd van droefheid, tijd van gein,
tijd van rouwen, tijd van zingen,
tijd van treuren, tijd van springen.
Heer, waar dient dit alles toe?
Het maakt mij behoorlijk moe.
Hebt U alles in mijn leven
echt een juiste plaats gegeven?
Maakt dus ook die slechte tijd
deel uit van uw wijs beleid?
Al die wirwar van de tijden,
is dat uw manier van leiden?
Of is alles wat gebeurt
niet veel meer dan willekeur?
Toch, wat mij ook mag benauwen,
ik wil, Heer, op U vertrouwen,
U, die alles overziet.
Al begrijp ik U dan niet,
zit ik boordevol met vragen,
ik weet mij door U gedragen.
Want ook als het erom spant,
zijn mijn tijden in uw hand.